Afsalpeteren werd in de tijd van de korfimkerij gedaan om een bijenvolk uit een bijenkorf te verwijderen.
Boven een kuiltje in de grond werd een rooster gelegd, waarop het korfvolk met gesloten vlieggat kwam te staan. Op de bodem van het kuiltje werd een lapje dat met salpeter was geïmpregneerd, aangestoken. Het lapje werd geklemd in een gespleten stokje dat in een in de grond werd gestoken. Door het smeulende salpeterlapje werden de bijen verdoofd, waardoor ze van de raten vielen. Na enig kloppen op de korf kon het volk eruit worden verwijderd. De verdoofde bijen werden vervolgens op de korfdoek in de frisse lucht gelegd, waar ze snel weer bijkwamen, om daarna bij voorbeeld ter versterking aan een ander volk te worden toegevoegd.
Aangezien salpeterdampen, vooral bij een te lange verdoving, de gezondheid van het volk aantasten,, wordt het verdoven van bijen door afsalpeteren wordt niet meer toegepast.