Japanse duizendknoop: goede drachtplant voor bijen of ecologische ramp?
Volgens Wikipedia is de Japanse duizendknoop “in ecologisch opzicht armer dan een maïsakker” omdat er geen insecten zijn die er noemenswaardig van eten. De factsheet van Invasieve-exoten.nl beschrijft dat “de overige vegetatie door deze plant geheel overgroeid en op den duur verdrongen wordt”. Doen deze uitspraken recht aan de waarde van deze plant? Is deze plant echt ecologisch waardeloos en moeten we hem intensief bestrijden? Of is de Japanse duizendknoop een waardevolle voedselbron voor bijen en andere insecten?
Japanse duizendknoop soortbeschrijving
De Japanse duizendknoop is een tot 3 meter hoge, overblijvende plant met dikke kruipende wortelstokken. De holle, rechtopstaande stengels, zijn roodbruin gevlekt en sterven tegen de winter af. De bladeren zijn eirond, 10-15 cm lang. De plant bloeit in augustus en september met smalle witte bloempluimen.
De soort is zeer variabel. In Nederland is de vorm Fallopia japonica var. japonica wijd verspreid. Buiten Japan hebben de planten van deze vorm alleen vrouwelijke bloemen (met steriele meeldraden).
Invasieve exoot uit Japan
De Japanse duizendknoop (Fallopia japonica) komt oorspronkelijk uit Japan, maar doet het ook in Nederland erg goed. De soort is verwilderd en komt algemeen voor in tuinen, bosranden en langs weg- en spoorbermen. De soort heeft een enorme groeikracht en kan zich overal vestigen: droge en natte grond, voedselrijke en voedselarme grond, op zand, klei en veen. De plant is uiterst concurrentie krachtig en staat in de top 100 van de meest beruchte exoten.
Door zijn dominante karakter wordt de Japanse duizendknoop intensief bestreden. In verschillende landen, zoals Groot-Brittannië, is zelfs wetgeving om de verspreiding van deze plant tegen te gaan. Ook wordt de plant bestreden met glyfosaat (Roundup). In 2015 startte de gemeente Renkum een experiment om de Japanse duizendknoop op een ecologische verantwoorde manier te bestrijden door begrazing met varkens.
Ik vraag me af of de soort echt invasief is. Het valt mij op dat je lokaal grote haarden van deze plant vind, maar in de verdere omgeving niet. Ook in onze tuin beperkt de soort zich tot twee plaatsen en breid zich niet verder uit.
Voedselplant voor honingbijen?
De Japanse duizendknoop is een plant die net als boekweit behoort tot de duizendknoopfamilie (Polygonaceae). Verschillende planten die verwant zijn aan boekweit zijn goede bijenplanten. De Japanse duizendknoop is door haar enorme groeikracht misschien wel de meeste spectaculaire en ook omstreden soort, maar is Japanse duizendknoop óók een goede drachtplant?
Drachtplanten.nl vermeld: “Dracht: nectar en stuifmeel. Indicatie voor de dracht: code 3 dichtbij de bijenstal 5: een goede drachtplant…”
Volgens Imkerpedia heeft de soort een stuifmeel- en nectarwaarde van 3.
Volgens mijn waarnemingen verzamelen bijen géén stuifmeel op de Japanse duizendknoop. Waarschijnlijk omdat in Nederland de overgrote meerderheid, zo niet alle, Japanse duizendknopen bestaan uit planten met vrouwelijke bloemen. Bij goed vliegweer is er de hele dag bijenbezoek, maar ook wilde bijen, wespen, vliegen en zweefvliegen bezoeken de bloemen massaal. Op de bladeren van Fallopia jagen vliegendoders op hun prooi.
Tuinplant of drachtplant?
De soort is sterk woekerend. Als een plant eenmaal goed is aangeslagen is deze moeilijk te verwijderen en bestaat het risico van ongewenste verspreiding. Ook de tuinplant Fallopia japonica var. compacta met roze bloemen is sterk woekerend. Plaats ze eventueel in een speciekuip om toch van deze schitterende plant te kunnen genieten.
Uit mijn veldonderzoek blijkt dat Japanse duizendknoop een goede voedselplant (drachtplant) is voor honingbijen en veel andere insecten. Fallopia bloeit op een moment dat er weinig andere planten bloeien. Fallopia is het daarom meer dan waard om te vermelden op je drachtkalender! Maar door het dominante karakter van de Japanse duizendknoop raad ik af deze plant verder te verspreiden.
Dat Japanse duizendknoop ecologisch armer is dan een maïsakker is kan alleen door bureaubiologen bedacht zijn, die zelf niet de moeite hebben genomen bloeiende planten te observeren.